Skip to main content Skip to footer

Symposium Fidin "wees voorbereid op pandemieën"

Met de ervaringen van de coronacrisis staat de vraag hoe overheden zich beter kunnen voorbereiden op dreigende pandemieën hoog op de agenda, onder de noemer “pandemische paraatheid”. De focus ligt daarbij op mogelijke pandemieën bij de mens.
Maar hoe zijn we voorbereid op een mogelijke pandemie bij dieren en hebben wij voldoende oog voor de uitwisseling van ziekten tussen mens en dier? Hoe snel zullen bij opkomende dierziekten vaccins uitkomst kunnen bieden? Deze vragen stonden centraal bij het symposium van de Fidin, dat ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van de belangenorganisatie werd gehouden. 

In dialoog met wetenschapsjournalist Jop de Vrieze gaven de volgende deskundigen nader inzicht in de wijze waarop wij zijn voorbereid op de komst van dierziekten.
1.    Dr. Josanne Verhagen (assistent professor Veterinaire Virologie Universiteit Utrecht), zij sprak over ziekteverwekkers bij gezelschapsdieren en ziekten die met name dieren bedreigen maar niet zozeer de mens of economie. 
2.    Prof. Dr. Ab Osterhaus (viroloog en veterinair infectieziektedeskundige), hij sprak over de lessen uit de coronapandemie voor mens en dier.
3.    Dr. Jeroen Kortekaas (director Viral Disease Research Boehringer Ingelheim), hij gaf aan wat we wel en niet van de farmaceutische industrie kunnen verwachten bij het voorkomen van uitbraken van nieuwe dierziekten. 
4.    Prof. dr. Ynte Schukken (CEO Royal GD/ Professor Landbouwhuisdieren Wageningen Universiteit en Universiteit Utrecht), over hoe slimme monitoring en snelle actie verdere escalatie kan voorkomen.
5.    Ing. Gertine van Ingen – ten Brinke (manager team Diergezondheid, ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur), over de aanpak van dierziektebestrijding in Nederland en samenwerking met andere ministeries.

Vervolgens vond een paneldiscussie plaats aan de hand van prikkelende stellingen, waarbij de zaal de gelegenheid kreeg om mee te praten. De algemene conclusie is dat er in Nederland een goede organisatie bestaat in de landbouwhuisdierensector voor het ontdekken en bestrijden van dierziekten. Diergezondheidsmonitoring is in Nederland van een zeer hoog niveau, waarbij in de monitoring bekende en onbekende ziekteverwekkers worden opgespoord en trends en ontwikkelingen in de veehouderij worden gemonitord. Er zijn afspraken binnen de sector wanneer zaken gemeld worden en hoe met de meldingen moet worden omgegaan. De humane sector kan hier nog van leren. Voor de veterinaire sector valt nog winst te behalen in de monitoring en onderzoek van mogelijke dierziekte-uitbraken bij gezelschapsdieren en paarden. 
De rol van de diergeneesmiddelensector is belangrijk voor een snelle beschikbaarheid van vaccins ter voorkoming van verdere verspreiding van ziekten. De recente uitbraak van blauwtong  met een nieuw serotype heeft laten zien dat diergeneesmiddelenbedrijven snel hebben gehandeld, de overheid daar goed op heeft ingespeeld met versnelde toelatingen en dat met de sectoren afspraken zijn gemaakt  over een vaccinatiestrategie in de periode dat de vaccins nog niet breed beschikbaar waren. Van belang hierbij is dat vaccinontwikkeling een internationale aangelegenheid is. Het stimuleren daarvan vraagt samenwerking tussen landen op ten minste Europees niveau. De Nederlandse overheid zet zich daar met verve voor in. Het onderwerp pandemische paraatheid in de veterinaire sector zal pregnanter op de Europese agenda moeten komen om beter voorbereid te zijn op het voorkomen en bestrijden van mogelijke dierziekte-uitbraken. Ziekten houden zich immers niet aan landsgrenzen.