Skip to main content Skip to footer

Nationaal actieplan AMR

Recent is het nieuwe Nationale Actieplan 2024-2030 gepresenteerd door de ministers van LNV, VWS en I en W.( hier). Nationale Actieplannen zijn de pijlers onder de het in 2015 door de WHO gelanceerde wereldwijde actieplan in de strijd tegen AMR. Ze vormen belangrijke instrumenten om nationaal en internationaal stappen te zetten. 
Het Actieplan is erop gericht om  voor de lange termijn negatieve effecten van resistente micro-organismen voor mensen, dieren en planten (in Nederland, maar ook internationaal) zoveel mogelijk tegen te gaan. Nederland heeft in deze aanpak - dit wordt de One Health-aanpak genoemd -  wereldwijd een belangrijke positie. Zo heeft de Nederlandse veehouderij, in de periode van 2009 tot 2021, het gebruik van antibiotica met ongeveer 77 procent verminderd.
Dit plan gaat verder met het beleid wat al is gestart, met nieuwe accenten. Het plan omvat 104 concrete acties waar mee aan de slag gegaan wordt.

De drie hoofdthema’s  van dit plan zijn als volgt:
1. Versterking van samenwerking en integratie, van regionaal tot mondiaal 
2. Verbreding van de focus naar antimicrobiële middelen 
3. Verbreding van de focus naar plantgezondheid en milieu 

Het plan omschrijft ambities langs 7 hoofdlijnen:
Kennis, inzicht en innovatie
Infectiepreventie
Verantwoord gebruik
Beschikbare antimicrobiële middelen
Bewustwording en kennisverspreiding
Bredere en intensievere samenwerking 
Een internationaal proactieve rol

Voor de veterinaire sector zijn er een aantal relevante actiepunten in dit plan naar voren gebracht die de komende 6 jaar uitgevoerd zullen gaan worden:

  1. Continueren van AMR monitoring en het in kaart brengen van trends 
    2. AMR monitoring uitbreiden naar antimicrobiële middelen 
    3. Opzetten van monitoring van dierpathogenen voor verfijning en gerichter voorschrijven van antibiotica en onderhoud van richtlijnen. 
    4. Onderzoek naar prevalentie van resistentie tegen ionofore coccidiostatica 
    5. Overwegen of verdere stappen nodig zijn op basis van lopend Europees onderzoek naar de inzet van ionofore coccidiostatica en de relatie met de volksgezondheid. 
    6. Blijvende inzet voor infectiepreventie om het gebruik van antibiotica zo laag mogelijk te houden/krijgen.
    7. Stimuleren van diersectoren op het inzetten van gedragsverandering ten aanzien van infectiepreventie bij professionals in de dierhouderij ten behoeve van het verbeteren van de diergezondheid en daarmee toewerken naar een laag en verantwoord antibioticagebruik.
    8. Aansluiting van dierenartsen bij de Regionale Zorgnetwerken AMR, zodat uitwisseling van kennis- en best practices tussen de dier- en de humane sector wordt bevorderd.
    9. Toewerken naar de verplichte aanwezigheid van een bioveiligheidsplan in de veehouderij, wat zal bijdragen aan de preventie van infecties en het verbeteren van de diergezondheid.
    10. De beroepsgroep dierenartsen wordt gefaciliteerd om in het stelsel van kwaliteitsborging de onderdelen zoals richtlijnontwikkeling, -onderhoud en -implementatie (o.a. nascholing) van de richtlijnen voor gebruik van antibiotica, toekomstbestendig te organiseren.
    11. Inbedden van intervisie en reflectie op voorschrijfgedrag van antimicrobiële middelen in het stelsel van kwaliteitsborging.
    12. Het ondersteunen van dierenartsen om de ontwikkeling, het onderhoud en de implementatie van antibioticarichtlijnen toekomstbestendig te organiseren, met de EMA-classificatie als basis.
    13.Het verzamelen van de verkoop- en gebruik cijfers van antimicrobiële middelen voor alle gehouden dieren en het aanleveren van deze data aan de EMA (verplicht op basis van EU 2019/6).
    14. Een vervolg van het sector specifieke antibioticabeleid van na 2024 waarin de sector specifieke reductiedoelstellingen aflopen. Hierbij liggen inzet en focus op hooggebruikende sectoren en hooggebruikende bedrijven. 
    15. Polymyxinen worden toegevoegd aan de bestaande regelgeving over de inzet van kritische antibiotica voor humaan gebruik. 
    16. Het stimuleren het verpakken van antibiotica in kleine volumes bij de producenten van antibiotica.
    17. Bevorderen onderzoek naar het terugdringen van vermijdbaar gebruik van antimicrobiële middelen in de leefomgeving zoals dierhouderij en gewasteelt, om ontstaan en verspreiding van resistentie tegen antimicrobiële middelen tegen te gaan. 
    18. Stimuleren van onderzoek naar omvang en risico’s van transmissie van residuen van antimicrobiële middelen in de voedselketen en het milieu. 
    17.Het bevorderen van  het gebruik van diagnostiek om antimicrobiële middelen - meer dan nu -verantwoord in te zetten.
    18. Stimuleren van de veterinair farmaceuten om de SPC’s van oudere generieke antibiotica te actualiseren.
    19. Uitvoering van de harmonisatie van de SPC’s van antimicrobiële middelen. 
    20. Het bevorderen van de uitwisseling van data tussen humane en veterinaire instituten voor meer inzicht in de epidemiologie van AMR. 
    21. Versterken van de publiek-private samenwerking tussen experts, professionals en organisaties via een One Health aanpak op alle AMR domeinen door overleg en samenwerkingsverbanden uit te breiden in de richting van plantgezondheid en het milieudomein waaronder water. 
    22. Bevorderen van samenwerking en het delen van data tussen humane en veterinaire instituten en laboratoria ten behoeve van het verkrijgen van meer inzicht in de epidemiologie voor het grotere belang.

Consequenties voor beleid in Nederland:
Het plan bouwt voort op bestaand beleid en legt extra nadruk op 3 nieuwe thema’s: het versterken van de samenwerking tussen landen, het verbreden van de focus van antibiotica naar antimicrobiële middelen (dat betekent dat naast bacteriën en virussen ook schimmels en gisten in de aanpak worden meegenomen) en meer aandacht voor plantgezondheid en het milieu.
Voor de veterinaire sector wordt ingezet op een vervolg van het sectorspecifieke antibioticabeleid. Sectoren, waaronder de kalversector, moeten daarbij zelf het initiatief nemen om het antibioticagebruik verder te verlagen op hoog scorende bedrijven. Daarnaast moeten er maatregelen komen op onder andere de verpakkingsgrootte van antimicrobiële middelen voor dieren. Door het verpakken in grote volumes wordt er vaak meer dan nodig voorgeschreven door de dierenarts. Ook wordt er actief ingezet op versterking van de borging van kwaliteit en versterking van de rol van de dierenarts.

FAO rapport 
De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) leidt de wereldwijde inspanningen tegen antimicrobiële resistentie (AMR) in de voedsel- en landbouwsectoren. Hun werk wordt geleid door het FAO Actieplan voor Antimicrobiële Resistentie 2021–2025. Het eerste rapport over de bijdrage van de FAO aan de wereldwijde reactie op AMR beschrijft:

•    De rol van de FAO in het mondiale bestuur van AMR.
•    De voortgang van nationale actieplannen voor AMR in agrovoedselsystemen.
•    Belangrijke activiteiten om het FAO Actieplan voor AMR 2021–2025 uit te voeren.
•    Uitdagingen en kansen met betrekking tot AMR in de voedsel- en landbouwsectoren.

Het beleid van AMR vereist naar de toekomst toe meer en betere data, wijdverspreide interventies, meer middelen, grotere capaciteit en betere governance om effectieve betrokkenheid van stakeholders en duurzame inzet te waarborgen, gebaseerd op de One Health-benadering, vooral op nationaal niveau.